Schijnzelfstandigheid
Eerst even dit: wij geven geen juridisch advies over schijnzelfstandigheid, maar we merken dat veel ondernemers zich er (soms onterecht) zorgen over maken. Het kan daarom nuttig zijn om klanten wat extra context te geven, zodat ze beter begrijpen waar ze staan.
Hoe wordt schijnzelfstandigheid beoordeeld?
Bij de beoordeling van schijnzelfstandigheid hanteert de Belastingdienst een ‘holistische’ benadering. Dat betekent dat álle feiten en omstandigheden worden meegewogen. Het simpele feit dat iemand minder dan drie opdrachtgevers heeft gehad, betekent daarom niet automatisch dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. De Rijksoverheid heeft hierover een document opgesteld met de titel “ZZP ja of nee”, waarin ze verschillende beroepssituaties toelichten en interpreteren.
Het einde van het handhavingsmoratorium
Voorheen was er een handhavingsmoratorium, wat betekende dat de Belastingdienst bij controles meestal alleen aanwijzingen gaf als er sprake was van schijnzelfstandigheid. Correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen werden alleen opgelegd bij bewezen kwaadwillendheid.
Sinds 1 januari 2025 is dit moratorium echter opgeheven. De Belastingdienst gaat nu weer actief handhaven en legt direct correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen op. Handhaving geldt in principe niet met terugwerkende kracht vóór 1 januari 2025, tenzij er sprake is van kwaadwillendheid.
Belangrijk om te weten: deze beperking in terugwerkende kracht geldt alleen voor loonheffingen. Als er sprake is van een verplichte (cao-)pensioenregeling, kan een naheffing nog wel betrekking hebben op een periode van vóór 2025.
Overigens zal een naheffing voor wat betreft de loonheffingen nog verder beperkt kunnen worden, indien over de beloning inmiddels al inkomstenbelasting is afgedragen door de ontvanger van de beloning, met andere woorden als de schijnzelfstandige zelf al inkomstenbelasting heeft gedaan en betaald.
Wat betekent het Deliveroo-arrest voor ondernemerschap?
Een recente uitleg van de Hoge Raad over het Deliveroo-arrest geeft meer inzicht in hoe ‘ondernemerschap’ juridisch wordt beoordeeld. Het gaat daarbij niet alleen om de specifieke relatie tussen de werkende en de opdrachtgever, maar ook om de bredere ondernemerssituatie van de werkende zelf. Dit kan gevolgen hebben voor hoe rechters naar toekomstige zaken kijken, zoals die van Uber.
Meer lezen? Zie: Hoge Raad over Deliveroo-arrest in een prejudiciële beslissing voor het Uber-arrest. Of onze blog over schijnzelfstandigheid.